Dit zijn de verkorte spelregels van snooker. Voor de officiele wedstrijregels verwijzen we je graag naar de reglementen.
Snooker is een biljart spelvorm wat zijn oorsprong in Engeland heeft. De tafel voor snookerbiljart heeft voor Nederlandse biljartbegrippen ongekende afmetingen, namelijk 3,50 X 1,75 m. Een vergelijking: het grootste carambolebiljart meet 2,84 X 1,42 m. In de banden om de snooker tafel zijn zes gaten of pockets aangebracht. Doel van het spel is de ballen in die pockets te spelen met behulp van een witte speelbal.
Het snooker maakt gebruik van 22 ballen. Eén witte die voor beide spelers de speelbal is. Vijftien rode met een waarde van 1 punt en 6 gekleurde ballen met waardes oplopend van 2 tot 7. De volgorde van het in de pockets spelen van de ballen is voorgeschreven. Eerst een rode bal, dan een gekleurde bal, dan een rode bal, dan een gekleurde bal enz.
Wordt een rode bal in de pocket gespeeld dan blijft deze daar. Een gekleurde bal wordt steeds weer uit de pocket gehaald en opnieuw in het spel op haar vaste positie teruggebracht. Wanneer alle rode ballen in de pockets zijn gespeeld gaat men over tot de gekleurde ballen. De volgorde hierbij is van licht gekleurd naar donker gekleurd (geel 2 pnt, groen 3pnt, bruin 4pnt, blauw 5 pnt, roze 6 pnt en zwart 7 pnt). Ook de gekleurde ballen blijven nu in de pockets. Zodra de laatste (zwarte) bal in de pocket is gespeeld of een speler is qua punten niet meer in te halen is de partij ten einde. De winnaar is de speler met de meeste aantal punten.